Het arbeidshof Gent heeft beslist dat het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap het volledige bedrag van het persoonsvolgend budget moet uitbetalen aan een vrouw met een handicap. Het experiment met tijdelijke deelbudgetten vormt namelijk een ongeoorloofde aanzienlijke vermindering van haar sociaal beschermingsniveau. Voor het arbeidshof primeert het welzijn van de persoon met een handicap op de maatschappelijke belangen van het systeem van tijdelijke deelbudgetten.
Wat is een persoonsvolgend budget?
Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) kent persoonsvolgende budgetten (PVB) toe aan personen met een handicap. Met dit budget kunnen mensen de voor hen noodzakelijke zorg en ondersteuning aankopen (bijvoorbeeld thuiszorg, individuele begeleiding of verblijf in een voorziening voor personen met een handicap).
Een persoonsvolgend budget kan, omwille van de beperkte budgetten die door de Vlaamse overheid worden vrijgemaakt, niet altijd onmiddellijk effectief worden uitgekeerd. In afwachting hiervan wordt een persoon met een handicap op een wachtlijst geplaatst. Wie het langste op een wachtlijst staat, komt in beginsel als eerste in aanmerking bij nieuwe uitbetalingen. Dit kan vaak jaren duren.
Om die reden besliste de Vlaamse regering in 2022 om een experiment te starten met tijdelijke deelbudgetten voor mensen met een handicap die zich op de wachtlijst van prioriteitengroep 2 bevinden. Hiervoor werd 20 miljoen euro vrijgemaakt. Dit geld werd gebruikt om aan een grotere groep mensen op de wachtlijst reeds de helft van hun budget uit te betalen. Voor de andere helft van hun PVB zouden deze mensen op de wachtlijst blijven staan.
Een kleiner bedrag aan PVB
In deze zaak gaat het om een jonge vrouw met een ernstige beperking (ziekte van Pompe), die voor haar zorg en ondersteuning volledig afhankelijk is van derden. In haar kindertijd ontving zij een persoonlijk assistentiebudget voor minderjarige personen met een handicap. Eenmaal meerderjarig werd haar persoonlijk assistentiebudget omgezet in een persoonsvolgend budget.
Op 13 december 2016 diende de vrouw een aanvraag in bij het VAPH om haar persoonsvolgend budget uit te breiden. Het VAPH kende deze verhoging toe, maar plaatste de vrouw voor de uitbreiding van haar PVB op de wachtlijst van prioriteitengroep 2 - in afwachting van de effectieve uitbetaling.
Experiment tijdelijk deelbudget
De vrouw stond in 2022 bovenaan de wachtlijst van prioriteitengroep 2 om het volledige PVB te ontvangen, toen de Vlaamse regering besliste om het experiment met de tijdelijke deelbudgetten in te voeren. Bovendien had de overheid in de periode tussen de toewijzing van het PVB in 2016 en de effectieve uitbetaling in 2022 een nieuwe methode van budgetbepaling ingevoerd. Hierdoor ontving deze vrouw niet alleen slechts de helft van de uitbreiding van haar PVB, bovendien zorgde de herberekening voor een lager halftijds PVB.
De vrouw kon zich niet verzoenen met deze beslissing van het VAPH en tekende beroep aan bij de arbeidsrechtbank Gent, afdeling Oudenaarde.
Vonnis arbeidsrechtbank
De arbeidsrechtbank besliste dat zowel de herberekening van het deelbudget als de methode van de deelbudgetten niet gerechtvaardigd waren. Concreet werd het VAPH veroordeeld om de herberekening van het gehalveerde budget te annuleren, en bovendien meteen het volledige PVB aan de persoon met een handicap uit te betalen.
Het VAPH ging tegen dit vonnis in beroep wat betreft de methode van de deelbudgetten. De herberekening van het gehalveerde budget werd door het VAPH wel geannuleerd.
Arrest arbeidshof
Het arbeidshof heeft de beslissing van de arbeidsrechtbank met betrekking tot het toekennen van het volledig persoonsvolgend budget bevestigd.
Voor het arbeidshof betekent het toekennen van de tijdelijke deelbudgetten een schending van het standstill-beginsel van artikel 23 van de Belgische Grondwet[1]. Het vormt een ongeoorloofde aanzienlijke vermindering van het sociaal beschermingsniveau van de jonge vrouw. Zonder het invoeren van dit systeem had zij vanaf 1 november 2022 immers kunnen genieten van haar volledige PVB (op basis van haar positie op de wachtlijst prioriteitengroep 2). Na een wachtperiode van 5 jaar konden dan eindelijk concrete plannen worden gesmeed voor de meest gepaste zorg en ondersteuning.
De maatschappelijke doelstellingen van de Vlaamse regering om via tijdelijke deelbudgetten een groter aantal personen op de wachtlijst uit te betalen, staan volgens het arrest van het arbeidshof ook niet in verhouding met de impact op het welzijn van de betrokken persoon met een handicap. Door deze beslissing van het VAPH kan deze vrouw na 5 jaar wachten nog steeds niet alle nodige zorg en ondersteuning aankopen. Bovendien bestaat er geen enkel perspectief wanneer dit ooit zal kunnen, want aan het experiment van de deelbudgetten is geen enkele termijn verbonden. Het arbeidshof is dus van oordeel dat in casu de belangen van de persoon met een handicap primeren.
[1] De standstill-verplichting van artikel 23 van de Belgische Grondwet verhindert dat de wetgever of bevoegde regelgevende overheid de graad van sociale bescherming die door een van toepassing zijnde wetgeving of regelgeving wordt geboden, in aanzienlijke mate vermindert zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang. Zelfs een vermindering met 2% moet als een aanzienlijke afname van het beschermingsniveau worden aanzien.