In burgerlijke zaken, handelszaken of sociale zaken evenals in zaken van een cassatieberoep tegen beslissingen van beroepsorden in zake tucht, moeten de partijen verplicht vertegenwoordigd zijn door advocaten die gespecialiseerd zijn in de cassatietechniek. Het zijn ministeriële ambtenaren die de verzoekschriften en de memories van antwoord ondertekenen. In strafzaken en in fiscale zaken is geen vertegenwoordiging door een lid van de balie bij het Hof van Cassatie vereist.
Afstand van geding betekent dat de eisende partij afstand doet van de rechtspleging die zij begonnen is met een hoofdvordering of een tussenvordering.
Dit kan omdat de eisende partij zelf kan beslissen of zij al dan niet een rechtspleging wenst te starten en dus ook zelf kan beslissen om deze rechtspleging stop te zetten.
De afstand van geding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend gebeuren.
In strafzaken onderzoekt het Hof van Cassatie ambtshalve, in het belang van de verdachte, de in verdenking gestelde of de beschuldigde die een ontvankelijk cassatieberoep heeft ingesteld tegen de beslissing over de publieke vordering die tegen hem is gericht, of die beslissing in overeenstemming met de wet is en of al wat in de rechtspleging op straffe van nietigheid is voorgeschreven of substantieel is, werd nageleefd. Stelt het Hof van Cassatie wat dat betreft een onwettigheid vast, dan werpt het die ambtshalve op, dit is wanneer de eiser in cassatie die onwettigheid niet zelf in een cassatiemiddel heeft opgeworpen.
De appellant is de persoon of instelling of organisatie die hoger beroep instelt tegen een vonnis.
Het woord appellant kan dus zowel voor een rechtbank van eerste aanleg als voor het hof van beroep of arbeidshof gebruikt worden.
Het hoger beroep tegen een vonnis van de vrederechter wordt immers voor de rechtbank van eerste aanleg behandeld.
Het hoger beroep tegen bijvoorbeeld een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg wordt voor het hof van beroep behandeld.