Op 10 september 2024 heeft de correctionele rechtbank twee beklaagden veroordeeld in een zaak van foltering, bezit van en handel in drugs, en het aanzetten van minderjarigen tot misdaden. Het volkomen zinloze en gruwelijke geweld in deze zaak kan in een democratische rechtsstaat op geen enkele wijze worden getolereerd.
Op 6 december 2023 rond 20u werd de politie opgeroepen naar de Rietlei te Duffel waar een voetgangster een gewonde man had aangetroffen; van zijn rechteroor was een stuk afgesneden. Het slachtoffer verklaarde gefolterd te zijn op een appartement, door twee minderjarigen, en met de betrokkenheid of aanwezigheid van twee anderen. Het slachtoffer is langs het balkon kunnen ontsnappen.
Het slachtoffer had samen met andere aanwezigen drugs gebruikt. Hij werd door eerste beklaagde bevolen om een pizza te halen, hoewel hij niet over een rijbewijs beschikt. Hij gebruikte de auto van eerste beklaagde. Na een tijdje was het slachtoffer zonder pizza teruggekomen op het appartement. Eerste beklaagde tilde hier zwaar aan en heeft vervolgens twee minderjarigen opgedragen om het slachtoffer te folteren. Het slachtoffer kreeg de keuze tussen het afknippen van het puntje van zijn tong, neus of van zijn oor.
De politie voerde verschillende huiszoekingen uit: op het appartement dat tweede beklaagde bewoonde in Duffel, vond de politie cannabis en restanten cocaïne terug, een precisieweegschaal, een kleine hoeveelheid cocaïne in een schaaltje en gripzakjes. Er werd ook bloed in het toilet gevonden. Op een andere locatie werden verschillende personen onder invloed van drugs aangetroffen, waaronder eerste beklaagde die ook 13,9 gram cocaïne en 6,4 gram hasj op zak had. Verschillende betrokkenen en getuigen hebben uitgebreide verklaring afgelegd.
Eerste beklaagde verklaarde voor de onderzoeksrechter de minderjarigen niet te kennen en het slachtoffer niet te hebben aangeraakt.
De rechtbank acht op basis van het hele strafdossier bewezen dat eerste beklaagde de minderjarigen heeft ingeschakeld om het slachtoffer te folteren, en dat eerste beklaagde hierbij druk heeft uitgeoefend. Hij was ook aanwezig bij de foltering, wat de minderjarigen heeft versterkt in hun intentie om te verwonden. Hij heeft hen ook opgehaald en tot op het appartement gebracht. Ook acht de rechtbank het bezit van en de handel in drugs bewezen.
De rechtbank houdt bij de straf rekening met de persoonlijkheid van de beklaagden en de ernst van de gepleegde feiten.
Eerste beklaagde is reeds herhaaldelijk veroordeeld. De gerechtspsychiater schetste een beeld van lage gemiddelde begaafdheid en klinische aanwijzingen voor een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank veroordeelt eerste beklaagde tot een gevangenisstraf van 7 jaar voor het aanzetten van de minderjarigen tot de foltering, waarbij hij ook mededader was. Voor het bezit van en handel in drugs veroordeelt de rechtbank eerste beklaagde tot een gevangenisstraf van 15 maanden en een boete van 8.000 euro.
Voor de tweede beklaagde is het bezit van en de handel in drugs bewezen, alsook de ter beschikking stelling van het appartement om drugs te gebruiken.
Tweede beklaagde verkeert nog in de voorwaarden om te genieten van een straf met probatie-uitstel. De rechtbank hoopt dit uitstel gekoppeld aan voorwaarden haar zal aanzetten tot het naleven van de regels en wetten.
Ze wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar en een geldboete van 8.000 euro, met probatie-uitstel gedurende een proeftijd van 3 jaar, onder zeven voorwaarden waaronder een verbod op alcoholmisbruik, drugsbezit en drugsgebruik.