Zes Nederlandse mannen schuldig verklaard aan moord

13/12/2024

Het hof van assisen Oost-Vlaanderen heeft zes mannen als dader of mededader schuldig verklaard aan de moord op een man uit Temse. De mannen met Nederlandse nationaliteit werden veroordeeld tot gevangenisstraffen, gaande van levenslang tot 5 jaar.

Feiten

Op 6 december 2018 werd de brandweer van de Nederlandse gemeente Kloosterzande opgeroepen omdat een auto langs een veldweg in brand stond. Na het blussen vonden de hulpdiensten het lichaam van een overleden man. De wetsdokter concludeerde dat de man was gefolterd en onder meer via een schot in de nek om het leven was gebracht. Op basis van zijn vingerafdrukken werd hij geïdentificeerd. Het bleek om een man uit Temse te gaan die als vermist stond geseind.

Na onderzoek kwamen de speurders uit bij de Nederlandse garagehouder MZ, die in Stekene een oldtimergarage had. In die garage werd het slachtoffer mishandeld en vermoord. Vijf andere mannen kwamen mee in beeld voor hun aandeel in de moord. De feiten kaderden in een discussie rond drugshandel.

Beschuldigingen

Zes beschuldigden moesten zich voor het hof van assisen in Gent verantwoorden voor moord (als dader of als mededader). Vijf van hen waren aanwezig. Eerste beschuldigde MV bleef tijdens het proces afwezig.

Hof van assisen verklaart de beschuldigden schuldig

Na beraad heeft de jury geoordeeld dat alle beschuldigden schuldig zijn aan moord, zij het als dader of als mededader. Volgende straffen werden uitgesproken:

  • eerste beschuldigde: levenslang
  • tweede beschuldigde: 15 jaar gevangenisstraf
  • derde beschuldigde: 5 jaar gevangenisstraf (waarvan 4 jaar met uitstel)
  • vierde beschuldigde: 20 jaar gevangenisstraf
  • vijfde beschuldigde: 18 jaar gevangenisstraf
  • zesde beschuldigde: 20 jaar gevangenisstraf

Motivering schuld

De volksjury hield bij haar oordeel rekening met de volgende elementen:

  • De arts-deskundige getuigde dat het slachtoffer overleed aan de gevolgen van een schot en zwaar traumatisch geweld. Daarnaast werd hij kennelijk geslagen en vertoonde zijn lichaam verschillende fracturen en sporen van opzettelijke hitte-inwerking.

 

  • Er waren diverse elementen die wezen op voorbedachtheid (opzoeken van een geschikte dumpplaats via Google Maps, huren van een poetsmachine, gebruik van anonieme gsm’s en telefoonnummers,…).

 

  • De eerste beschuldigde was de opdrachtgever van de moord. Hij nam voorbereidingen hiertoe, stelde via tussenpersonen uitvoerders aan en was aanwezig toen de moord in zijn loods werd uitgevoerd.

 

  • De tweede beschuldigde (broer van de eerste beschuldigde) wist voor de moord waar het lichaam zou worden gedumpt en waar de auto in brand zou worden gestoken. Hij reed mee naar Kloosterzande om het lijk te dumpen en de wagen in brand te steken. Ook zijn gedrag na het uitvoeren van de moord, onder meer het wegmaken van zijn gsm, toont zijn betrokkenheid aan.

 

  • Het staat ook vast dat de zesde beschuldigde aanwezig was in de loods. Hij erkende op de zitting dat hij door de vijfde beschuldigde werd aangezocht om nog twee andere personen te ronselen om het slachtoffer, volgens hem, te intimideren.

 

  • De vijfde beschuldigde verklaarde verder dat de vierde beschuldigde op zijn beurt aan hem vroeg om personen te vinden om een probleem in België op te lossen. Als dit zou lukken zou hij door de eerste beschuldigde als partner betrokken worden in een aanzienlijke cocaïnedeal.  De contacten tussen de vierde en de vijfde beschuldigde zijn voldoende aangetoond.

 

  • De vierde beschuldigde verleende diverse diensten aan de eerste beschuldigde. Hierbij paste ook zijn rol als tussenpersoon voor het inschakelen van de vijfde beschuldigde. Dat op zich is voldoende om mededader aan de moord te zijn. Dat het niet zeker is dat hij in beeld komt bij de uitvoering van de moord of het dumpen van het lichaam doet daar geen afbreuk aan.

 

  • De derde beschuldigde nam in de periode van de feiten deel aan bijna alle activiteiten die de vierde beschuldigde uitvoerde. Hij stond de vierde beschuldigde de hele tijd bij. Dit volgt ook uit het telefonieonderzoek. Het is ongeloofwaardig dat de derde beschuldigde niet op de hoogte was van de rol van de vierde beschuldigde bij de organisatie van het moordplan, en dat hij hiermee niet instemde en hem daar niet actief in steunde. Dat hij slechts als een meeloper zou kunnen worden beschouwd en dat zijn aandeel mogelijk beperkter is dan dat van andere protagonisten, doet geen afbreuk aan zijn vaststaande deelneming.